Wat begon met een gerichte melding over een verdachte bestelbus leidde tot een spectaculaire vondst: 424 tanks lachgas en duizenden euro’s aan mogelijk witgewassen geld. Maar het politiewerk rond deze vondst staat ter discussie. Volgens de verdediging was de politie-inval onrechtmatig en de bewijsvoering gebrekkig — slechts drie cilinders werd getest, en een NFI-rapport ontbrak.
Een 28-jarige verdachte zonder strafblad moest zich voor de politierechter verantwoorden, nadat de politie op de A2 bij Leende een blauwe Mercedes Sprinter aan de kant zette. Aanleiding was een tip over verdachte handelingen met pallets, verpakt in zwart plastic. De verdachte werkte aanvankelijk mee en opende de achterdeuren van het voertuig. Daar trof de politie drie pallets aan met maar liefst 424 tanks lachgas — goed voor 848.000 kilogram, genoeg om circa 106.000 ballonnen te vullen. Daarnaast werd er €13.810,45 aan contant geld aangetroffen, vermoedelijk afkomstig uit witwaspraktijken.
De verdachte weigerde elk commentaar over de herkomst van zowel het lachgas als het geld. De politie nam onder meer de telefoon, het voertuig en de tanks in beslag. Opvallend was dat de navigatie van de bus stond ingesteld op een adres in Utrecht, waar echter niets werd aangetroffen. Uit de telefoon bleek dat de verdachte betrokken was bij gesprekken over opslag, distributie en verkoop van lachgas. Ook stond er een berekening in die exact overeenkwam met het aangetroffen geldbedrag.
Tijdens de zitting ontbrak de verdachte. Zijn advocaat stelde dat zijn cliënt recent betrokken was bij een ernstig ongeval en momenteel niet kan werken. Hij betoogde dat zijn cliënt zelfstandig ondernemer is en in de toekomst als taxichauffeur wil gaan werken. De verdediging voerde aan dat de politie onrechtmatig heeft gehandeld en dat het bewijs niet deugdelijk was. De bus zou zonder voldoende aanleiding en zonder toestemming zijn doorzocht, terwijl bovendien de bewijsvoering te wensen overliet.
De officier van justitie stelde daartegenover dat het zwijgen van de verdachte, de inhoud van zijn telefoon en de exacte geldbedragen overtuigend bewijs leverden voor schuld. Zij benadrukte bovendien de schadelijke effecten van lachgas op volksgezondheid en milieu. Ondanks het gebrek aan jurisprudentie over dit soort grote hoeveelheden, eiste zij een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De rechter oordeelde dat de melding concreet genoeg was, maar dat de doorzoeking zonder geldige toestemming had plaatsgevonden. Daarom werd strafvermindering toegepast, maar het bewijs werd niet uitgesloten. Beide tenlastegelegde feiten achtte de rechter bewezen. De uiteindelijke straf luidde: een taakstraf van 200 uur, twee maanden voorwaardelijke celstraf en een proeftijd van twee jaar. De taakstraf kan desgewenst worden vervangen door 100 dagen hechtenis.