72 dagen na de Duitse bondsdagverkiezingen werd gisteren toch de dag: Olaf Scholz (SPD) maakt plaats voor Friedrich Merz, de leider van CDU/CSU, de grootste partij tijdens de afgelopen bondsdagverkiezingen. Het liep toch anders dan normaal: tijdens de eerste stemronde die normaal gesproken een formaliteit is, werd geschiedenis geschreven.
Om benoemd te worden tot bondskanselier, had Merz 316 stemmen nodig. Hij kreeg er dinsdagochtend zes te weinig, terwijl de beoogde coalitie van de christendemocratische CDU/CSU en sociaaldemocratische SPD samen 328 zetels heeft. Later op de dag werd Friedrich Merz na een tweede stemronde toch met een meerderheid aangenomen als bondskanselier. Toen kreeg hij 325 stemmen, 9 meer dan nodig.
“Deze moeilijke beginfase laat interne spanningen in beide partijen zien die al in aanloop naar dit historische moment merkbaar waren,” zegt Max van Tongeren, Duitsland Expert als onderzoeker verbonden aan het lectoraat Weerbare Democratie van Hogeschool Saxion. “We zien hier wat er gebeurt als twee partijen moeten samenwerken die dat wel eerder hebben gedaan, maar nu vooral de verantwoording voelen ondanks inhoudelijke verschillen en een verstandshuwelijk aangaan”
Duitsland heeft een nieuwe eerste minister, maar hoe stabiel is de coalitie onder hem eigenlijk als de eerste stemming al niet aangenomen wordt? Volgens Paul Bovend’Eert, hoogleraar staatsrecht aan de Radboud Universiteit, hangt het ervan af hoe de nieuwe partijleiders van de coalitiepartijen zich gaan “manifesteren als politiek leiders.” Friedrich Merz is namelijk in 2022 na twee eerdere pogingen fractievoorzitter van CDU/CSU geworden. Sinds 2021 staan Saskia Esken en Lars Klingbeil samen aan het roer van SPD. Dat maakte de afgelopen landelijke verkiezingen de eerste voor hen alle drie als partijleiders.
In Duitsland zijn er veel minder partijen dan in Nederland. En de partijen die er zijn, zijn vaak veel groter. Dat komt mede doordat er daar een kiesdrempel van 5% geldt. Vanwege die kiesdrempel zie je volgens Bovend’Eert de versplintering die in Nederland wel veel voorkomt daar niet: “Een afsplitsing haalt die kiesdrempel van 5% niet. Dus je houdt binnen die grote partij verschillende stromingen en dat zie je nu – na de eerste stemming over Merz – terug.” Stromingen binnen partijen zijn volgens Bovend’Eert wel goed voor de democratie: “In Nederland zijn kamerleden een beetje stemvee, de meerderheid is vaak van tevoren al dichtgetimmerd. In Duitsland is dat minder het geval.” Dat is altijd al zo geweest. Bovend’Eert: “Ook Merkel had hier – toen ze van 2005 tot 2021 bondskanselier was – last van. Ze had bepaald niet alle steun van haar partijgenoten binnen de CDU.”
Van Tongeren vult aan: “Merz vertegenwoordigt de conservatieve vleugel van de CDU, wat een duidelijke breuk betekent met het middenveldbeleid van Merkel. Dat maakt zijn positie binnen de eigen partij al complex. De SPD zit bovendien in een identiteitscrisis na vier jaar regeren onder Scholz, waarin ze veel van hun sociale agenda hebben moeten inleveren voor compromissen.”
Volgens Bovend’Eert zullen er binnen zulke grote partijen altijd meningsverschillen zijn. Maar dat dat bij de stemming over de Bondskanselier al zo duidelijk werd, was volgens hem wel heel bijzonder. Toch denkt Bovend’Eert dat dit nu nog niets concreets zegt over hoe de samenwerking tussen de twee partijen gaat verlopen. CDU/CSU en SPD zijn volgens hem echte bestuurderspartijen met veel ervaring in samen met elkaar regeren.
Het feit dat er in de eerste ronde door coalitiegenoten van Merz tegen zijn benoeming werd gestemd, zou volgens Bovend’Eert gezien kunnen worden als een symbolisch statement: “Dat is aannemelijk, zeker gezien het feit dat er in de tweede stemronde alsnog voor de benoeming van Merz is gestemd.”
“Het is een signaal vanuit de coalitiefracties dat niet iedereen verguld is met zijn bondskanselierschap en hoe dat wordt ingevuld, inhoudelijk en qua personele bezetting”, analyseert Van Tongeren. “Ze willen Merz direct laten weten dat deze samenwerking geen blanco cheque is. In de Duitse politiek zijn dergelijke signalen belangrijker dan men in Nederland vaak denkt. Het laat zien dat de SPD bereid is om grenzen te stellen aan hun bereidheid tot compromissen, vooral als het gaat om sociale zekerheid en arbeidsmarktbeleid.”
Dat deze regeerperiode een spannende gaat worden, is voor Bovend’Eert duidelijk: “De aankomende regering heeft een krappe meerderheid in de Bondsdag.”
Bovend’Eert denkt ook dat het signaal van dinsdagochtend een teken is dat er goede compromissen gesloten moeten worden: “Dat is de enige manier waarop een coalitie stabiel moet blijven, zeker na wat er dinsdagochtend is gebeurd. Het feit dat je een meerderheid hebt als je gekozen wordt, wil niet zeggen dat je regering stabiel gaat zijn.”
“Een bijkomende uitdaging,” vult Van Tongeren aan, “is de economische situatie in Duitsland. De industriële motor van Europa sputtert, en de coalitie zal impopulaire besluiten moeten nemen over investeringen, energiebeleid en arbeidsmarkthervormingen. Dat zet de interne samenhang binnen beide partijen onder druk, en vraagt om sterk leiderschap van Merz, die tot nu toe vooral bekend staat als scherp debater en niet zozeer als bruggenbouwer.”
De komende maanden zullen bepalend zijn voor het leiderschap van Merz en de samenwerking met de SPD. Van Tongeren: “Merz wil laten zien dat hij kan leveren. Hij heeft al ontzettend lang gewacht op dit moment, niet alleen sinds de verkiezingen, maar sinds eind jaren ’90. Hij zal zich willen bewijzen en deze valse start zo snel mogelijk willen vergeten.”
De eerste hobbel is genomen, maar het echte werk begint nu pas. Wat deze coalitie nodig lijkt te hebben, is politieke lenigheid, vertrouwen en bovenal de bereidheid om bruggen te bouwen binnen én tussen partijen. Want, zoals Bovend’Eert benadrukt: “Een meerderheidsregering is pas echt stabiel als ze gedragen wordt door meer dan alleen cijfers.”