Afgelopen week was het de Eating Disorder Awareness Week. Deze jaarlijkse campagne heeft als doel om het grote publiek te informeren over eetstoornissen. Veel mensen weten te weinig over hoe je dit onderwerp benaderd. Zoals: Wat kan je beter wel of niet zeggen? Deskundige Herman van Dulk geeft hier tips over. Deze week is er ook om steun te bieden voor mensen die getroffen zijn door een eetstoornis. Dit jaar vond de awareness week plaats van maandag 26 februari tot en met zondag 3 maart.
Zoals de National Eating Disorders Association zelf zegt: “Om eetstoornissen beter te herkennen, ondersteunen en effectief te behandelen, is publieke bewustwording van cruciaal belang.” Wereldwijd kampen 30 miljoen mensen met een eetstoornis. Door artsen wordt geschat dat 220.000 mensen in Nederlanden kampen met een eetstoornis. Eetstoornissen worden gezien als een psychische stoornis. Deze eetstoornissen hebben het hoogste sterftecijfer van alle psychische stoornissen. Zo heeft de groep van 15- tot 24-jarige met een eetstoornis 12 keer zo veel kans om te overlijden, dan leeftijdsgenoten zonder deze ziekte.
Herman den Dulk, Penningmeester WEET (Nederlandse Patiëntenvereniging voor Eetstoornissen), denkt dat veel mensen niet weten wat zij moeten zeggen of doen als iemand in de omgeving een eetstoornis krijgt. Zo kan zelfs een goedbedoeld compliment zoals: ‘Je ziet er goed uit!’, verkeerd vallen. De patiënten zullen dit in de meeste gevallen weer terugkoppelen naar hun gewicht. Wil je dan toch een complimentje geven? Dan kun je beter een opmerking maken over de kleren. ‘Wat een leuk vestje’; geeft den Dulk als voorbeeld.
“Maar eigenlijk heeft een eetstoornis altijd een onderliggende oorzaak. Het is een soort overlevingsmechanisme voor de meeste mensen”; geeft den Dulk aan. Psycholoog Miranda Verhagen merkt dat ook. Zij begeleidt cliënten met een verstandelijke beperking op een woondorp in Noordwijk. Hier komt zij in contact met mensen die aan een eetstoornis lijden. “Uiteindelijk gaat het dan bijvoorbeeld toch om een stukje zelfvertrouwen dat nog mist”; zegt ze. In haar werkveld merkt zij dat voor cliënten de eetstoornis een stukje van hun leven is, waarover zij voelen nog controle te hebben. Dat wanneer alles fout gaat, ze dit nog hebben. Hoewel dit super ongezond is.
“Als omgeving kan je steun bieden passend bij de desbetreffende persoon. Iedereen geeft de voorkeur aan een andere aanpak”; aldus den Dulk. Het verschil in fase is ook belangrijk. Is iemand herstellende, dan kan bevestiging fijn zijn. Wanneer iemand midden in het proces zit, kan bevestiging er juist voor zorgen dat de eetstoornis in stand gehouden wordt. Herstellen kun je ook op bepaalde manier invullen. Helemaal herstellen is lastig, hoewel het wel kan. Er zullen toch altijd triggers zijn waar rekening mee kan worden gehouden. Wat over het algemeen werkt is gewoon erbij zijn en luisteren. Op dit soort momenten is het beter om even geen oplossingen te bieden.
Het rapport van Eetexpert gaat wat dieper in op hoe ouders hun kind kunnen ondersteunen. Zo kan het werken om te zorgen voor regelmatigheid. Dus zo veel mogelijk op vaste tijden eten zonder onverwachtse eetmomenten. Er wordt ook geadviseerd voor ouders om met hun kind te eten. Bij volwassenen gaat dit niet altijd werken, omdat zij niet altijd omringt zijn door mensen. Wanneer het lijkt of het eten makkelijk gaat als je op bezoek bent, dan is het beter om hier geen opmerking over te maken. Dit kan namelijk een eenmalige gebeurtenis zijn.
Het is belangrijk om het verschil te zien tussen eetstoornis en de persoon zelf. Deze twee kan je beter los zien van elkaar. Iemand met een eetstoornis is op dat moment namelijk niet helemaal zichzelf. Uiteindelijk genezen meeste mensen doormiddel van ggz instellingen of coaching bedrijven.