Strategisch stemmen is een fenomeen dat steeds meer aandacht krijgt in de politiek. Achter een stembeslissing schuilt nu de vraag: is het beter om voor principes te kiezen of brengt tactisch kiezen een betere uitkomst?
Op woensdag 22 november mag Nederland gaan stemmen. In de media gaat het veel over het zogeheten ‘strategisch stemmen’. Wanneer er een spannende strijd is welke partij de grootste wordt, een partij op links of een partij op rechts, dan zullen sommige kiezers op een andere partij stemmen dan hun eerste voorkeur. Op die manier voorkomen ze dat de partij aan de andere kant van het politiek spectrum de grootste wordt. Zij stemmen dan op de partij aan hun kant van het politieke spectrum die een redelijke kans maakt om de grootste te worden en daarmee na de verkiezingen het initiatief krijgt in de kabinetsformatie en zo de samenstelling van een kabinet bevordert waarvan de politieke richting zoveel mogelijk met hun eigen voorkeur overeenstemt. Op die manier probeert een kiezer nog wel zijn linkse of rechtse voorkeur te behouden.
Een derde van de mensen stemt strategisch, blijkt uit onderzoek van RTL Nieuws. Bij kiezers die GroenLinks-PvdA willen stemmen, blijkt dat ruim 58 procent denkt aan strategisch stemmen. Bij de PVV is dat aantal 43 procent en bij NSC 40 procent.
Of strategisch stemmen ook echt wordt beloond, hangt af van de uiteindelijke uitslag. Dit wordt dus ook pas bekend na afloop van de verkiezingen. “Het probleem is dat je de spannende strijd nooit weet. En als de strijd niet spannend is, omdat de verwachting is dat één partij duidelijk de grootste zal worden omdat geen andere partij in de buurt komt, dan vindt strategisch stemmen sowieso veel minder plaats”, aldus Ruud Koole, hoogleraar politieke wetenschappen.