In de rechtbank van Breda is zes maanden gevangenisstraf opgelegd aan Khalid B. Rond 30 maart dit jaar zou hij een inbraak hebben gepleegd waar sieraden en geld meegenomen zijn uit een huis in Made. De verdachte zelf ontkende en bleef bij zijn alibi. Een DNA-match en eerdere soortgelijke zaken betekende gevangenisstraf voor de verdachte.
De officier van Justitie wees op een bloedspoor, gevonden op een lade van het huis. Foto’s van het bewijs gingen rond de zaal en werden uitgebreid bestudeerd door de advocaat. Het DNA-profiel kwam overeen met dat van de verdachte, wat hem op de plaats delict plaatste. Khalid B. ontkende dit en verklaarde dat zijn bloed daar per toeval terecht gekomen is. Zijn ontkenning werd ontkracht door de OVJ: het bloedspoor was niet verplaatsbaar.
De persoonlijke situatie van de verdachte kwam uitgebreid aan bod tijdens de zaak. Er heerste emotie door het pasgeboren dochtertje van Khalid, van wie hij slechts twee weken had kunnen genieten. De politie zat, naar eigen zeggen, constant tussen hem en zijn gezin in. Er zou zelfs een kinderwagen omgegooid zijn door een agent tijdens een eerdere achtervolging, waarbij de verdachte was gevlucht. Dit deed hij in paniek, omdat hij bang was zijn kind te verliezen. Zijn recalcitrante gedrag bij een staande houding werd benoemd, waarop de beklaagde onverschillig zijn schouders ophaalde.
Een vrijspraak zat er niet in voor de man. Aangezien de daad in proeftijd gepleegd was, eiste de OVJ een onvoorwaardelijke strafcel van zes maanden plus vier weken. Het alibi van Khalid B. was niet sterk genoeg om de rechter hier vanaf te laten zien. De verdachte verklaarde rond die tijd met vrienden in een vakantiehuisje in Vught te zitten, zonder rijbewijs, en dus onmogelijk in Made te kunnen komen. De rechter zag hier niet genoeg bewijs voor en wees deze alibi af. De zaak werd afgesloten en de verdachte verliet onder politiebegeleiding de zaal.