Daar zit je dan in de rechtszaal, omringd door een stilte. Een stilte die zich niet vormt omdat er niemand is, maar omdat iedereen om je heen wacht op een antwoord. De rechtbank heeft immers tijd genoeg. Aan de sfeer van de rechtbank zal het in ieder geval niet liggen. Een kamer gevuld met houten bankjes, die je doen denken aan je basisschool.
De zaak spreekt voor zich, de verdachte wordt ervan verdacht tijdens een verkeersruzie uitgestapt te zijn en het slachtoffer te hebben geslagen. Ondanks dat het je eraan herinnert hoe een simpele verkeersruzie al snel kan uitlopen tot een duur geintje bij de rechtbank, klinkt er niet iets heel bijzonders. Toch klopt de zaak van geen kanten. Er zijn verschillende getuigen die een verklaring hebben afgelegd die dachten, wellicht, misschien wel iets te hebben gezien. Dan hoor ik je denken: vaag. Nou dan ben je niet de enige. De verdachte leek een nette jongen die een simpele fout had begaan door de confrontatie op te zoeken. Zelf verklaart hij dat hij spijt heeft, maar hij haar zeker niet heeft geslagen.
Op een gegeven moment gebeurt er iets vreemds in de rechtszaal. De advocate had haar bezwaar ingediend bij de officier van justitie via de mail. Dit had volgens de regels niet gemogen, de advocate vertelt gefrustreerd dat dit vaker is goedgekeurd, maar toch wordt er een opmerking gemaakt door de officier dat dit niet de bedoeling is. Het valt me op hoe dwars dit de advocate wel niet zit. De gehele zaak lijkt ineens te gaan over hoe de advocate haar gelijk verdient en de verdachte lijkt langzaam maar zeker te vervagen tot stof. Je kan je afvragen: is dat nou wat je wilt in een rechtszaak? Ik kan in ieder geval met zekerheid zeggen dat het de verdachte geen goed heeft gedaan. De jongen raakte verstrikt in het machtspelletje tussen advocate en officier en voor een seconde leek zijn zaak niet eens meer belangrijk. Waar zou het aan kunnen liggen, de advocate die een slechte dag heeft? Misschien is het wel het persoonlijke genotsmoment van de officier van justitie? Wat het ook is, ik voel aan dat dit niet thuishoort in deze zaak. Niet op dit moment en niet met deze verdachte.
Er is ook licht aan het einde van de tunnel, ondanks alles wordt de verdachte vrijgesproken. De getuigen hebben maar een vage verklaring en de twee mensen die het meeste konden zien, hebben geen verklaring afgelegd. Ik vond dit maar vreemd en blijkbaar was de rechter het met mij eens. Het bewijs is niet overtuigend en het vonnis is dan ook: onschuldig. De verdachte is geen verdachte meer en kan door met zijn leven, met of zonder bezwaar.