Matthieu van der Poel heeft dit veldrijseizoen laten zien dat je als renner bijna beter thuis kunt blijven als hij aan de start staat. De veelvraat en alleswinnaar won alle tien de crossen waar hij deel aan nam met een ruime voorsprong op zijn naaste concurrenten. Waar dit voor veel renners demotiverend werkt, zijn er voor hen ook nog andere redenen dan Van der Poel om een cross te laten schieten. Het overvolle programma zorgt ervoor dat er keuze gemaakt moeten worden tussen crossen en klassementen. Veldrijexpert Niels Bastiaens van Wielerflits laat zijn licht over de situatie schijnen.
Inmiddels is het seizoen voor de veldrijders al ruim over de helft heen en ligt ook het WK in het verschiet. De Wereldbeker, de Superprestige én de X2O trofee, drie verschillende wedstrijdreeksen met allemaal een eigen klassement, lopen al maanden dwars door elkaar heen en volgen elkaar in de weekenden van dag tot dag op. Waar de ene het op zaterdag zwaar heeft en kansloos achtergelaten wordt door de concurrentie, rijd ie op de zondag het grind uit de grond. Nergens zijn de mogelijkheden op eerherstel zo groot als in het veldrijden. Al zorgt dit overvolle programma ook voor problemen, zowel voor de rijders als voor de UCI, de internationale wielerunie.
Veel renners zijn door het uitpuilende programma genoodzaakt om sommige crossen links te laten liggen, zo ziet ook Bastiaens. “Ik heb er veel ploegleiders en renners over gesproken en iedereen stelt mij eigenlijk hetzelfde: het heeft allemaal met de Wereldbeker te maken. Die is een aantal jaar geleden uitgebreid, van acht naar veertien manches” Buiten het logische gevolg dat er nu meer crossen zijn, komt daar de reistijd bovenop. “Op zaterdag heb je tot vijf of zes uur een cross, vaak in België, en dan moet je de volgende dag in bijvoorbeeld Dublin of Flamanville proberen te geraken. En dat is voor veel renners gewoon logistiek een onmogelijke onderneming”
Pijnlijke punten
Voor lager geklasseerde renners komt hier nog een pijnpunt bij. Je bestaan en je zekerheid op starten aan de grote crossen hangt als veldrijder af van de UCI-ranking. Deze ranking werkt via een puntensysteem dat punten toekent op basis van prestige. Alleen de beste renners mogen namens hun land deelnemen aan de wereldbekers. “De wereldbeker is het allerbelangrijkste klassement, die punten tellen dubbel, daar zijn ze het in de veldrijwereld wel meer eens” Weet Bastiaens te vertellen, wel ziet hij een scheefgroei in de puntentelling. De te behalen punten bij de grote crossen en voornamelijk de Wereldbekers zijn zo uit verhouding dat het moeilijk is om de ranking te beklimmen. “Het is een feit dat de puntentelling voor renners die niet in de nationale selecties geraken, wat scheef zit. Als je dan niet mee mag naar die Wereldbekers, kan je ook die vele punten niet pakken. Dan wordt het bijna een onmogelijke opdracht om in die wereldbeker te geraken”
Voor renners als Jens Adams, die voorlopig namens België een startbewijs heeft in de Wereldbekerwedstrijden, is het met samengeknepen billen rijden. Hij is de achtste Belg op de UCI-ranking en bezet daarmee de laatste plek in de Belgischë selectie. Bastiaens: “Ik heb het er laatst ook met Jens over gehad. Hij staat nu achtste, dus als hij een paar mindere weken heeft, kan hij zomaar negende beste Belg zijn en dan mag hij niet meer mee naar de Wereldbeker. Dus hij denkt ook continu: ‘Moet ik dan nu wel al die verplaatsingen gaan inboeken?’ maar als je langer wacht worden alle verblijven en vervoer ook alleen maar duurder. Dat is natuurlijk super moeilijk voor die jongens en ik snap wel dat ze daar wakker van liggen en dat dat voor hen geen makkelijke situaties is, maar echte oplossing hebben we daar nog niet voor”
Pittige woorden
UCI-voorzitter David Lappartient gooide half november wat extra kolen op het vuur. “Als een crosser de voorkeur geeft aan een nationale wedstrijd terwijl er een Wereldbeker is, dan rijdt hij de volgende Wereldbeker ook niet en dus ook het WK veldrijden niet” dreigde hij bij het Franse Directvélo. In een later persbericht voegde de UCI wat nuance aan het standpunt toe. De UCI gaat nu naar eigen zeggen ‘nadenken’ over de deelname van renners aan het WK en de Wereldbeker om de samenhang van haar grote evenementen te garanderen. Hoewel het gepeperde statement van Lapparient veel tongen los maakte in de veldrijwereld, hecht Bastiaens meerde waarde aan het UCI-statement. “Ik denk ook niet dat de UCI bedoelde: ‘iedereen moet alle Wereldbekers rijden’, maar je mag gewoon niet in het weekend van een Wereldbeker een andere cross gaan rijden. Een wedstijd overslaan mag, maar ga dan niet een andere cross boven een Wereldbeker verkiezen, want dan wordt de waarde van de Wereldbeker kleiner”
De UCI lijkt hiermee hun vrij eenzijdige oplossing te presenteren. “Ik snap de kant van de UCI wel, die merken dat de waarde van hun klassement aan het dalen is en daar proberen ze iets aan te doen. Maar ook daar, moet je dat als UCI gaan zeggen? Dat denk ik ook niet” meent Bastiaens. Maar wat is dan wel de oplossing? “Alle renners en ploegen zeggen eigenlijk hetzelfde als ik ze ernaar vraag. Gewoon de Wereldbeker terugbrengen van veertien naar acht manches, zoals het eigenlijk altijd is geweest. Dat maakt het veel haalbaarder voor iedereen om alles te gaan rijden. Zo zijn er minder klassement crossen, minder verre verplaatsingen naar het buitenland. Hoe je het ook wendt of keert, veldrijden blijft een Belgisch wereldje, alle grote crossen buiten de wereldbeker zijn nu eenmaal hier, daar ga je niets aan kunnen veranderen”
Nuancering
Naast het meer gematigde statement van de UCI, heeft nu ook UCI-coördinator voor het veldrijden, Peter van den Abeele, zijn blik erop laten schijnen. “Voor mij is het duidelijk dat de rechten in handen van Flanders Classics liggen. Zij hebben een bedrag geïnvesteerd, dat samenhangt met die veertien manches. Als er dan beslist zou worden om minder manches te doen, dan moet je eerst met hen over het financiële plaatje praten. En daar zijn we momenteel mee bezig. Eerst moeten we bepalen hoeveel manches er effectief zullen zijn: tien, elf, twaalf? Dat zien we wel.” vertelt hij in een interview met Bastiaens voor Wielerflits.
“Tja, wat is het ideale aantal? Ik weet het niet, tussen de tien en twaalf, denk ik” Moet Van den Abeele voorlopig het antwoord schuldig blijven. Toch heeft hij ook daar een kanttekening bij. “Toen er een paar seizoenen geleden amper zes manches waren – waarvan drie in België en twee in Nederland – kwam er ook kritiek. We hebben er toen alles aan gedaan om het klassement te laten opleven en er het opnieuw het meest prestigieuze klassement van te maken. Maar plotseling waren er te veel manches, volgens velen ook niet goed”
De UCI lijkt dan toch bereid om naar de renners en ploegen te luisteren en hun kritiek mee te nemen in hun besluit. Dromen van een democratie en het mee kunnen beslissen over dit soort belangrijke kwesties zit er nog even niet voor de deelnemers als het aan de UCI ligt. “Er is maar één oplossing nodig: de kalender. Elke manche organiseren op een zondag was daarin een eerste stap. Tenslotte, wij als UCI, bepalen de kalender van A tot Z. Niemand heeft het recht op een bepaalde datum en de UCI kan altijd de kalender herschikken zoals zij wil. Wij hebben altijd geprobeerd om de kerk in het midden te houden. Maar dan blijf je toch nog altijd de kritiek hebben van: dit of dat is niet goed. Misschien moeten we het eens hard spelen, zal het dan wél goed zijn”