De eisen voor het Beter Leven-keurmerk op varkensvlees wordt per 1 januari 2025 aangepast. De aanpassingen zijn vooral gericht op meer oppervlakte en daglicht voor de dieren creëren. Als gevolg hiervan moeten boeren veel geld betalen. Dit maakt het voor boeren minder aantrekkelijk om zich nog aan te sluiten bij het keurmerk en dat gaan we wellicht in onze portemonnee voelen.
Vanaf 2025 hebben varkens, van boeren die in aanmerking willen komen voor het Beter Leven-keurmerk, recht op een raam dat twee procent van het vloeroppervlak betreft. Verder moet een dierengroep uit twintig varkens bestaan en zijn voerligboxen, daar waar zeugen niet in kunnen staan, niet meer toegestaan. Mocht dit voor bedrijven niet haalbaar zijn, dan is er een oppervlakte eis per dier. Collin Molenaar, persvoorlichter van Wakker Dier zegt blij te zijn met de aanpassingen: “Vleesvarkens met één Beter Leven-ster krijgen in plaats van 0.8 vierkante meter leefruimte 1 vierkante meter, dat vinden wij nog steeds te weinig. Het is fijn dat er nu stappen in de goede richting worden gezet.”
Geld
Voor boeren die willen voldoen aan het keurmerk betekenen deze aanpassingen wel hoge kosten. Volgens DLV advies, een onafhankelijk adviesbedrijf voor ondernemers, kunnen de kosten voor een boer met vijfhonderd zeugen oplopen tot driehonderdduizend euro. Dit zou volgens hen een reden zijn voor boeren om te stoppen met het keurmerk. Ook zou het de prijs van het beter leven vlees kunnen verhogen vanaf 6,5 cent tot 10 cent per kilo. Volgens Molenaar is het goed dat de kosten doorberekend worden op de consument. “Het is belangrijk dat het voor boeren financieel mogelijk is om de leefomgeving van hun dieren te verbeteren. Dit betekent misschien voor sommigen minder vlees, maar dat is niet erg, want het is niet een gezonde levensbehoefte.”
Sterren
Het beter leven keurmerk is in 2007 in het leven geroepen door De Dierenbescherming. De criteria waar boeren aan moeten voldoen zijn opgesteld per diersoort. Er is onderscheid gemaakt tussen acht diersoorten: varkens, vleeskuikens, leghennen, melkkoeien, vleesrunderen, vleeskalveren, kalkoenen en konijnen. Veel van de eisen voor de eerste ster gaan over een grotere leefruimte, meer daglicht en beter voer. Bij de andere sterren zijn de eisen een kortere transporttijd, een tragere groei en een langer verblijf bij de moeder verblijven na de geboorte van een dier.